In NRC van dit weekend stond een interview met Eline Bosman. Zij is voormalig ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voormalig, omdat zij na ruim tien jaar het ministerie heeft verlaten. Zij kon zich namelijk niet verenigen met het Nederlandse Israëlbeleid.
Nederland is in haar ogen door het ijs gezakt als internationaal voorvechter van de mensenrechten. Zij verdedigt haar keus met het feit dat zij als ambtenaar de eed heeft afgelegd en daarmee trouw heeft gezworen aan de Grondwet. Artikel 90 van deze wet bepaalt dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert.
Ze vindt dat het kabinetsbeleid op gespannen voet staat met de Grondwet, verwijzend naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over genocide in Gaza. Bosman komt daardoor moreel in de knoop. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen en begrijp ook goed dat ze vaak met buikpijn naar haar werk ging.
Toch is de vraag of een ambtenaar vanwege gewetenswroeging omtrent de keuzes van zijn politieke ‘bazen’ in strijd handelt met de afgelegde eed. De ambtenaar draagt geen verantwoordelijkheid voor de politieke keuzes.
Het is de taak van de ambtenaar om de politiek vakkundig te adviseren. In de nieuwe ambtseed – ingevoerd per 1 januari 2025 – staat letterlijk onder andere het volgende:
Ik zweer/beloof de Koning en de Grondwet trouw te zijn en Nederland als goed ambtenaar te dienen. Dat betekent:
- Ik werk in het algemeen belang voor onze samenleving en zet mij daar volledig voor in.
- Ik werk integer en behandel iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect.
- Ik ga zorgvuldig om met informatie. Ik draag bij aan een open overheid en weet ook dat ik vertrouwelijke informatie geheim moet houden.
- Ik gedraag mij volgens onze wetten, het recht en de gedragsregels die verder voor mij gelden.
Deze regels gaan over het gedrag van ambtenaren. Ze moeten met enerzijds hun vakkennis en anderzijds normen van ethisch vakmanschap de politiek van advies dienen. Dus Bosman zou de minister kunnen/moeten adviseren om het Israëlbeleid in lijn te brengen met het hierboven genoemde standpunt van het Internationaal Gerechtshof. Dat is de ambtelijke verantwoordelijkheid. Dan is het vervolgens aan het kabinet om daar een – al dan niet afwijkend – standpunt over in te nemen. Dat is de politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid.
Helaas, zien we in de praktijk niet zelden – ook op lokaal niveau – dat ambtenaren de bestuurders van een politiek advies voorzien. Dat is een kwalijke zaak. Bosman zegt het als volgt:
‘Op BZ adviseren ambtenaren vaak ‘in de geest’ van de minister – op het departement geldt dat als een deugd. Maar ik vind dat het niet de taak is van de ambtenaar om de minister uit de wind te houden, daar heeft hij zijn politiek adviseur voor.’
Wanneer je als ambtenaar gedwongen wordt om je vakmanschap voor politiek gewin van bestuurders te grabbel te gooien, is dat allesbehalve een deugd. Sterker, dát is wat mij betreft pas een reden om het bijltje erbij neer te gooien en de ambtelijke dienst te verlaten.
Peter Hovens
peter@samenwereld.nl
Coöperatie SamenWereld