Dit bericht gaat over het derde van de tien voorstellen van de Staatscommissie rechtsstaat uit haar rapport De gebroken belofte van de rechtsstaat, Tien verbetervoorstellen met oog voor de burger.
Dit derde voorstel luidt:
Geef uitvoeringsorganisaties de mogelijkheid een rode kaart te trekken.
De staatscommissie bedoelt hiermee het volgende.
Er moet meer aandacht zijn – ook van het parlement – voor de uitvoeringsaspecten van beleid. Er moet een toets op de uitvoerbaarheid komen vanuit burgerperspectief. Hier maakt de staatscommissie een fundamentele denkfout. Op het moment dat het beleid gestalte heeft gekregen en je je dan gaat afvragen of de uitvoerbaarheid adequaat is voor uitvoeringsorganisaties en burgers, ben je te laat. De commissie zegt: ‘inspraak en tegenspraak van uitvoeringsorganisaties zijn nodig om ontsporingen tijdig aan het licht te brengen’. Hiermee zit je aan de achterkant van het proces.
Waar het nu juist om gaat is dat het perspectief van uitvoeringsorganisaties en burgers die de gevolgen van het beleid ondervinden aan de voorkant van het proces een prominente plek krijgen.
Verder stelt de commissie voor om via een apart begrotingsoverleg het burgerperspectief op de rechtsstaat een plek te geven op basis van rapportages van uitvoeringsorganisaties. Weer typisch een systeemoplossing: veel tijdverslindend intern gedoe en weinig resultaat.
Als ultimum remedium oppert de staatscommissie het volgende:
Geef uitvoeringsorganisaties de ultieme mogelijkheid om een rode kaart te trekken voor beleid of regelgeving. Zij kunnen die kaart trekken wanneer dat beleid of die regelgeving onuitvoerbaar en/of onrechtsstatelijk is, en burgers in een kwetsbare positie erdoor in de knel komen.
Ik vind dit een eigenaardige opvatting van een staatscommissie rechtsstaat (!). De rode kaart betekent namelijk een veto van de uitvoerende macht op de bevoegdheid van de wetgevende macht. Dat kan niet in een stelsel dat gebaseerd is op de trias politica.
Wat wel kan is dat de onderscheiden machten via een stelsel van checks and balances elkaar in evenwicht houden. Dat is ook hier de crux. Parlementariërs behoren vanuit hun volksvertegenwoordigende taak erop toe te zien dat elk beleidsproces bij de samenleving begint en nergens anders. Beleids- en wetsvoorstellen die deze samenlevingsgrondslag ontberen moeten ze linea recta naar de prullenmand sturen en het kabinet opnieuw aan het werk zetten. Of nog beter, zelf de leiding nemen in maatschappelijke veranderingsprocessen. Ze zorgen op deze manier voor verbinding tussen de wetgevende macht (parlement) en uitvoerende macht (regering).
Peter Hovens
peter@samenwereld.nl
Coöperatie SamenWereld