Dit bericht gaat over het vijfde van de tien voorstellen van de Staatscommissie rechtsstaat uit haar rapport De gebroken belofte van de rechtsstaat, Tien verbetervoorstellen met oog voor de burger.
Dit vijfde voorstel luidt:
Schaf toetsingsverbod van wetgeving aan de Grondwet af.
Dat is mooi. Eindelijk een voorstel waar ik het hartgrondig mee eens ben.
De staatscommissie stelt voor om dit toetsingsverbod in elk geval voor hoofdstuk
1 van de Grondwet (over grondrechten) af te schaffen. De staatscommissie verwacht dat dit politici, bestuurders en overheidsmedewerkers dwingt om zich bewuster en explicieter te verhouden tot de grondbeginselen van de rechtsstaat. Ze denkt dat dit effect niet alleen zal ontstaan door juridische procedures, maar dat de afschaffing vooral ook preventief zal werken. Het gaat om een staatsrechtelijke variant van ‘vreemde ogen dwingen’. Afschaffing van het toetsingsverbod draagt bij aan een levendige constitutionele cultuur waarin staatsmachten elkaar controleren en bij de rechtsstatelijke les houden.
De staatscommissie ziet overigens geen noodzaak om een apart Constitutioneel Hof in te stellen. Toetsing van wetten aan het recht is een kerntaak van alle rechters (net als de toetsing van wetten aan verdragen). Toetsing van wetten aan de Grondwet past binnen deze taak, dus is het niet nodig een afzonderlijk Constitutioneel Hof in het leven te roepen, zo vindt de commissie
Het vorige Kabinet Rutte IV zat ook op die lijn, maar wilde nog nadenken over de vraag of zo’n Hof er moet komen, Het kabinet leek te kiezen voor opheffing van het verbod om wetten aan de Grondwet te toetsen, maar voelde vooralsnog niets voor een apart Hof.
Het nieuwe Kabinet Schoof kiest uitdrukkelijk wel voor de invoering van een Constitutioneel Hof blijkens het Hoofdlijnenakkoord.
In mijn in boek SamenWereld, Hoe het geloof in de politiek en het vertrouwen in de overheid terugkeren breek ik ook een lans voor de invoering van een Constitutioneel Hof. Het vorige Kabinet was bang voor verschuivingen in de bestaande verhoudingen tussen met name de wetgevende macht en de rechterlijke macht, in die zin dat het primaat van de wetgever in zijn ogen zou worden aangetast.
Ik zie dat anders en beschouw de grondwettelijke toetsing door een Hof als een instrument in het kader van de checks and balances. Daarom zie ik het probleem niet. Integendeel, zo’n Hof heeft toegevoegde waarde.
Peter Hovens
peter@samenwereld.nl
Coöperatie SamenWereld