In aanloop naar de verkiezingen duikt telkens weer de discussie op of de leeftijd waarop burgers actief stemrecht krijgen teruggebracht moet worden van 18 naar 16 jaar.
GroenLinks/PvdA, D66, Partij voor de Dieren en Volt presenteren een dergelijk voorstel in hun verkiezingsprogramma’s. Dat zijn de politieke partijen die het meest zouden profiteren van de leeftijdsverlaging, maar dat terzijde. De politieke partijen die er niets voor voelen profiteren het minst, ook dat terzijde.
In 2019 kwam de Raad voor het Openbaar Bestuur in het adviesrapport Jong geleerd, oud gedaan met de aanbeveling om de kiesgerechtigde leeftijd uit de Grondwet te halen om in ieder geval experimenten mogelijk te maken bij bijvoorbeeld gemeentelijke of provinciale verkiezingen.
Onderzoek van I&O Research uit februari 2022 toont aan dat driekwart van de Nederlanders tegen een verlaging van de leeftijdsgrens is. Zelfs de 16- en 17-jarigen zijn in meerderheid (51%) tegen zo’n aanpassing. Een belangrijk argument dat wordt genoemd is dat 16-jarigen onvoldoende verstand hebben van politiek. Een grappig feit is dat met name 18- tot 24-jarigen die gedachte onderschrijven (56%).
In mijn boek SamenWereld, Hoe het geloof in de politiek en het vertrouwen in de overheid terugkeren benader ik dit vraagstuk vanuit een geheel ander perspectief.
Artikel 50 van de Grondwet luidt als volgt: ‘De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.’ Volgens mij omvat het gehele volk ook kinderen. Uit representatief oogpunt ligt het voor de hand wanneer de Staten-Generaal gekozen worden door het gehele volk, toch? En dan is mijn vraag ‘Waar blijven de kinderen dan?’ Waarom hebben zij geen stemrecht? Het antwoord is hierboven al gegeven, namelijk dat kinderen geen verstand hebben van politiek en dat we dat van – zeker heel jonge – kinderen ook niet kunnen en mogen verwachten.
Ik weet het, het klinkt absurd om kinderen stemrecht te geven, maar dat is het niet wanneer wordt geregeld dat het de facto uitbrengen van de stem wordt toegekend aan de ouders of wettelijk vertegenwoordigers. Dan vervalt bovengenoemd tegenargument.
Wat is erop tegen dat ook kinderen een stempas ontvangen, waarvoor de ouders in het stemlokaal een stembiljet mogen invullen? Het uitbrengen van een stem kan volgens mij worden gezien als een rechtshandeling. Ouders vertegenwoordigen hun handelingsonbekwame kinderen sowieso in het rechtsverkeer. Dus waarom niet als het gaat om het uitbrengen van een stem?
Nu ontvangt een gezin, bestaande uit twee ouders en twee kinderen onder de 18 jaar twee stempassen en een gezin bestaande uit een koppel ook twee. Dat is denk ik niet terecht, want het gezin bestaande uit vier personen moet ook voor vier worden vertegenwoordigd.
Dan dringt de vraag zich op wat ouders dan met de stembiljetten van hun kinderen doen. Welnu, dat is aan de ouders om daar een keus in te maken. Ze kunnen hun eigen keus versterken door de stemmen van de kinderen te geven aan de kandidaat van hun eigen keus. Of ze kunnen zich verplaatsen in hun kinderen en tot een andere opvatting komen.
Een interessante bijvangst is dat – wanneer de kinderen groot genoeg zijn – aan de keukentafel gesprekken op gang komen over politiek en over het gebruik van het stembiljet van de kinderen. Wellicht dat de kinderen daarover al opvattingen hebben. Dan is het aan de ouders om de wens van de kinderen uit te voeren of niet.
Een andere bijvangst is dat politici zich meer gaan inspannen om hun politieke opvattingen over zaken die kinderen raken te ventileren.
Hoe dan ook, uitbreiding van het kiesrecht naar kinderen is – ongeacht de leeftijd – goed voor de representativiteit van de democratie. We vinden kiesrecht voor vrouwen heel normaal, maar dat was voor 1919 wel anders. Zo zullen we kinderkiesrecht op een gegeven moment ook vanzelfsprekend vinden.
Ik ben benieuwd of je vindt dat ik hier de plank helemaal missla.
Peter Hovens
peter@samenwereld.nl
Coöperatie SamenWereld
In de videoserie op YouTube over de Methode Samenlevingsbeleid bespreek ik de Methode stap voor stap. Ik voeg elke week een video toe; vandaag over de noodzaak om een maatschappelijk vraagstuk van alle kanten bekijken.