Ik heb een aantal voorstellen gelanceerd om de positie van de volksvertegenwoordiging te verstevigen. Daar is een wetswijziging voor nodig en voor de rest eenvoudige afspraken om op een andere manier politiek te bedrijven. Dat lijkt eenvoudig, maar het vergt al met al een behoorlijke omslag in denken en handelen. Zeg maar gerust een cultuuromslag.
Misschien helpt het volgende hierbij.
Ik roep nog even in herinnering dat de basis van deze gedachtegang de soevereiniteit van het volk is. De volksvertegenwoordiging ontvangt van dat volk – via democratische verkiezingen – macht om politieke besluiten te nemen. Dan is het logisch dat de volksvertegenwoordiging zich op een serieuze manier tot dat volk verhoudt. Laat het nu juist daar misgaan.
In de landelijke politiek staat de Tweede Kamer met zijn gezicht naar het Kabinet en met de rug naar de samenleving. Op lokaal niveau is dat niet anders. De gemeenteraad kijkt constant naar het college van B&W. Met welke beleidsdocumenten gaan ze komen? De coalitiepartijen praten recht wat het college krom heeft gemaakt. Tegelijkertijd proberen de oppositiepartijen de portefeuillehouders telkens weer te kapittelen. En de burgers …?
Ik heb al in een eerder bericht laten zien hoe weinig tijd gemeenteraadsleden relatief spenderen aan contacten met de burgers.
Dat moet anders. De gemeenteraad zal zich als volksvertegenwoordiger in de eerste plaats tot de samenleving moeten verhouden.
Ik heb al een aantal tools aangereikt, maar dat is niet genoeg. Het moet vooral doordringen tot in de kleinste haarvaten van het gemeenteraadslid, lid van provinciale staten of lid van de Tweede Kamer.
En dat begint wat mij betreft al bij de beëdiging of belofte, die een raadslid aflegt meteen na de verkiezingen. Op grond van artikel 14 van de Gemeentewet luidt die tekst:
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”
(Dat verklaar en beloof ik!”)
Tot wie richt het gemeenteraadslid zich eigenlijk? Hij spreekt de woorden uit richting voorzitter in een openbare raadsvergadering. Aan wie belooft of verklaart een raadslid nu iets? Ik vind het wat vaag.
Zou het niet mooier zijn wanneer raadsleden het volk iets beloven? De mensen voor wie ze aan de slag gaan, namens wie ze besluiten gaan nemen die de samenleving raken? Ik stel daarom de volgende spelregel voor.
Spelregel 10
Volksvertegenwoordigers leggen de eed of belofte af waarbij het volk wordt geadresseerd.
Dan is de vraag natuurlijk hoe dat uitziet. Welke tekst moet worden uitgesproken. Als inspiratiebron heb ik gekeken naar de belofte die een scout doet bij zijn installatie. Die belofte luidt als volgt:
‘Ik beloof mijn best te doen
een goede scout te zijn.
Iedereen te helpen waar ik kan
en me te houden aan de scoutingwet.
Ik wil samen met anderen het
goede zoeken en bevorderen.
Jullie kunnen op mij rekenen.’
Als we deze zinnen parafraseren voor een gemeenteraadslid, dan zou de belofte/verklaring er als volgt uit kunnen zien:
‘Ik zweer (verklaar) dat ik mijn best ga doen
een naar eer en geweten goed gemeenteraadslid te zijn.
Iedere burger te helpen waar ik kan
en getrouw te zijn aan de Grondwet en de wetten zal nakomen.
Ik wil samen met anderen het
goede zoeken en bevorderen.
Burgers, jullie kunnen op mij rekenen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’ (Dat verklaar en beloof ik’)
De zin ‘Burgers, jullie kunnen op me rekenen’ is van bijzonder belang. Deze uitspraak moet voor elk raadslid met audio of video worden vastgelegd en vervolgens via de website van de gemeente te bekijken en/of te beluisteren zijn. Daarmee krijgt de uitspraak niet zomaar inhoudelijk betekenis, maar brengt het daadwerkelijk twee zaken tot stand, namelijk een belofte van de politicus en tevens een aanspraak van de burger. De politicus creëert dus tegelijkertijd een verwachting en een verplichting.
Zo hoort het te zijn.
Wil je op deze spelregel reageren? Ik hoor het graag.
Je kunt via een poll op deze website ook aangeven of en in welke mate je het eens bent met deze en de vorige spelregels.
Peter Hovens
Coöperatie SamenWereld