januari 29

0 comments

Episoden van opflakkerende Europese verbondenheid in de context van Federalisme: deel 3, June 1940, Great Britain and the First Attempt to Build a European Union

By Leo Klinkers

januari 29, 2017


Hieronder volgt het derde deel uit de serie Episoden van opflakkerende Europese verbondenheid in de context van Federalisme.


June 1940, Great Britain and the First Attempt to Build a European Union

Auteur Andrea Bosco, e-Book versie 2016

june-1940-great-britain-and-the-first-attempt-to-build-a-european-union

Inleiding

Andrea Bosco heeft een groot aantal publicaties over federalisme op zijn naam staan. Dit boek van 2016 is misschien wel zijn meest indrukwekkende productie. Het is een gedetailleerde beschrijving van de manier waarop vooraanstaande Britten zich tijdens het Interbellum onvermoeibaar hebben ingezet om een Europese Federatie te creëren. Dit is temeer een uitzonderlijk boek nu Groot-Brittannië in 2016 besloot om de Europese Unie de rug toe te keren.

Ook is het opmerkelijk dat dir federaliseringsproces vanuit Engeland tegelijk plaatsvond met dezelfde soort acties op het continent. Wim de Wagt vermeldt slechts zijdelings dat ook vanuit Engeland op een grootscheepse wijze aan Europese federalisering werd gewerkt. En Bosco schenkt in dit boek nauwelijks aandacht aan het feit dat Briand en Streseman op het continent met die federalisering bezig waren.

Hoe dat ook zij, beide boeken geven een fascinerend beeld van sterk opflakkerende Europese verbondenheid in de context van federalisme vanuit twee ‘vuurhaarden’. Vuurhaarden die tegelijk – hoewel enkele honderden kilometers van elkaar verwijderd – oplaaiden en bijna twintig jaar brandden. Zonder succes overigens. Te laat politiek draagvlak ter dekking van het wel al aanwezige maatschappelijke draagvlak, gevoegd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maakten aan beide vuren een einde.

Bosco begint met een verwijzing naar het Britse Brexit, met als mogelijke gevolg dat Engeland zelf gaat desintegreren omdat Schotland en Noord-Ierland wellicht de uittocht uit de Europese Unie niet wensen te volgen. Geheel terecht stelt hij vervolgens dat dit het reeds lopende desintegratieproces binnen de EU zelf zal versnellen (p. 7):

“The fundamental reason for the existence of the European Union has not been, in fact, the defence of a special cultural, racial or religious identity, but the creation of a definite method for resolving conflicts among States by peaceful and constitutional means. The first Community institutions were actually not imagined and created 65 years ago simply to establish a free-trade area and promote economic development among its members. They were conceived as the first step in a political process which, through the pooling of certain vital governmental functions such as economy and currency, aimed to achieve a federation, not a league of nations, establishing economic stability as a fundamental condition for political stability.”

In de Inleiding vertelt Bosco alvast over een gebeurtenis die menigeen zal verbazen. Vlak voordat Frankrijk in 1940 capituleerde bood Winston Churchill – door tussenkomst van Charles de Gaulle – aan de Franse regering een indissoluble union aan, als een eerste stap op weg naar een “European or even World Federation”. Met deze stap beoogde Engeland om Frankrijk ertoe te brengen niet te capituleren. Dat mislukte door communicatieproblemen op het moment dat de Duitsers op het punt stonden Parijs in te nemen. Maar strikt genomen was dat aanbod van Churchill het vanzelfsprekende sluitstuk van een al bijna twintig jaar levendig proces om als Engelse natie leiding te geven aan Europese federalisering. Een proces dat door zijn grote maatschappelijk draagvlak ook de aanvankelijk sceptische Churchill overtuigde, mede onder invloed van adviezen van de Franse Jean Monnet. Dat was in 1940, en daar kom ik straks op terug.

Dat Engelse denken in termen van federalisering begon in de jaren twintig. Het maatschappelijk draagvlak groeide gestaag en leidde in 1938 tot een Federal Union, opgericht door drie jonge mannen Charles Kimber, Derek Rawnsley en Patrick Ransome – “to favour the application of the federalist principle to Anglo-French relations”. Over de eerste achttien maanden van die Federal Union gaat dit boek van Bosco. Hij vat het werk van die organisatie als volgt samen (p. 8):

“The contribution of the Federal Union to the development of the federal idea in Great Britain and Europe was to express and organise the beginning of a new political militancy: the aim of the political struggle was no longer the conquest of national power, but the building of a supranational institution, a federation (not a league) of nations. With Federal Union, the European federation was no longer an abstract ‘idea of reason’, but the first step of a historical process: the overcoming of the nation-State, the modern political formula which institutionalises the political division of mankind.”

In dit citaat zijn twee aspecten van belang:

a)    de indirecte verwijzing naar de zwakte van de Volkenbond – de League of Nations; iets wat ook in het boek van De Wagt uitvoerig aan de orde komt;

b)   het gevaar van natiestaten, het product van de Vrede van Westfalen in 1648; eveneens al door De Wagt sterk naar voren gehaald en leidend motief voor Briand en Stresemann om het – in hun ogen verderfelijke natiestatelijk denken en handelen – te ontmantelen door landsgrens overstijgend gezamenlijk bestuur mogelijk te gaan maken.

Net zoals Briand en Stresemann beseften – en met hen duizenden andere Europeanen – dat oorlogen zouden blijven woeden zolang het gebied tussen natiestaten niet door landsgrens overschrijdend overkoepelend bestuur zou zijn gedekt – de anarchie-zone tussen natiestaten – zo ontstonden in dezelfde tijd dezelfde soort gedachten in Engeland. Met dit verschil: waar men op het continent het streven naar Europese federalisering aanpakte door pogingen tot intergouvernementele samenwerking, was de Engelse Federal Union het prototype van correct federalisme. Dus naar het model van de Amerikaanse federatie, met zijn verticale scheiding van bevoegdheden en het op die manier delen van soevereiniteit tussen de lidstaten en een federaal orgaan. Anders gezegd: de ‘Briands’ en ‘Stresemannen’ van die tijd wilden werken met het instrument van Verdragen onder een confederaal stelsel, waarbij de natiestaten bleven zoals ze waren. De Engelse Federal Union daarentegen wenste een Constitutie met de daarbij horende instituties voor een nieuwe federale staatsvorm, voor heel Europa en zelfs met Amerika erbij.

Tegen de achtergrond van het Brexit-gebeuren is dit deel van de Britse geschiedenis op zijn minst opmerkelijk te noemen: Engeland in begin van de vorige eeuw de koploper van Europees federaliseren. Het kan verkeren. In de Serie ‘Federalisering’ van de Rubriek ‘Sterk met Europa’ laat ik overigens zien dat meteen al na het Brexit-besluit in Engeland stemmen opgingen om de reeds bestaande Britse devolution – Schotland, Wales en Noord-Ierland met eigen staatsorganen en een eigen domein van beslissingsbevoegdheden – te upgraden tot een volwaardige Britse federatie. Het zal nog een spannende strijd in het Verenigd Koninkrijk worden.

Deze Federal Union kreeg bijval op een zeer grote maatschappelijke schaal, maar slechts in beperkte mate in de politieke arena. De Engelse politici begonnen zich ervoor te interesseren toen het eigenlijk al te laat was, namelijk pas na het mislukken van het Verdrag van München van 30 september 1938. Bij dat Verdrag had Hitler beloofd af te zien van totale annexatie van Tsjecho-Slowakije in ruil voor het verwerven van het recht om het Tsjechische Sudetenland, met ongeveer drie miljoen Volksduitsers, te annexeren. Met deze toezegging dacht de Britse Premier Neville Chamberlain duurzame vrede te hebben gekocht: Peace for our time. In plaats daarvan kreeg hij een wereldoorlog, die vervolgens door Churchill gewonnen moest worden.

Dus pas tussen München 1938 en de val van Frankrijk 1940 begon een groot aantal Engelse politici van liberale en socialistische zijde zich met de idee van federalisering bemoeien. Onder hen de beroemde Lord Lothian, Philip Kerr. Lord Lothian was eertijd betrokken geweest bij het te strenge Verdrag van Versailles en wijdde zich vanaf begin jaren twintig aan het verspreiden van de idee van Europese federalisering als de enige staatsrechtelijke oplossing die de anarchie-zone tussen natiestaten kon overbruggen en zodoende een volgende oorlog zou kunnen voorkomen. Lothian werd een belangrijk ‘orakel’ voor de drie jongelui die de Federal Union oprichtten. Maar zoals al bij De Wagt bleek: een grote maatschappelijke beweging wil nog niet zeggen dat die snel door een politieke beweging wordt gedekt. Briand en Stresemann profiteerden wel van de aanwezigheid van een bijzondere sterke maatschappelijke pro-federale stroming in Europa, maar politieke collega’s uit andere Europese landen waren niet of nauwelijks over de streep te halen. Toen beide hoofdpersonen overleden (in 1929 en 1932) viel het hele proces stil. In Engeland kreeg het werk van de Federal Union dus pas een stevig politiek draagvlak van prominente politici – waaronder ook van Churchill – in de periode van de winter van 1939 en de lente van 1940. Mede gesteund door de media en de Anglicaanse kerk.

Op dat moment was Jean Monnet in Londen. Zijn rol en betekenis in de context van Europees federaliseren mag niet onderschat worden. In staccato eerst even zijn loopbaan:

–       zoon van een vader die de leiding had van een Congnac-Coöperatie in het Franse plaatsje Cognac; het feit dat een coöperatie een broertje is van het zusje federatie zou misschien – de geschriften over hem geven daarover geen uitsluitsel – zijn denken in termen van federalisering al hebben beinvloed;
–       hij werd nog voor zijn twintigste naar Londen gestuurd om Engels te leren en werd daar betrokken bij zakenlieden die het bevoorraden van de geallieerden (het was WOI) organiseerden; daardoor kwam hij al op jeugdige leeftijd in een milieu van politiek, diplomatie, bureacratie, financiën en handel;
–       van 1919 tot 1923 was hij plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de Volkenbond, dus in de nabijheid van de eerder genoemde Sir Drummond die als SG van de Bond secretaris werd van de studiecommissie tot uitwerken van het Memorandum van Briand;
–       tussen de twee wereldoorlogen verbleef hij enkele malen in Amerika waar hij zich opwerkte tot in het Witte Huis als adviseur van Roosevelt;
–       in WOII was hij in Londen om zijn relatie met Roosevelt in te zetten ten gunste van Amerikaanse hulp voordat Amerika zelf aan die oorlog ging deelnemen;
–       zo kwam hij ook terecht in de naaste omgeving van Churchill en De Gaulle, waardoor hij ook na de oorlog in Frankrijk moeiteloos kon verkeren in invloedrijke politieke kringen;
–       zodoende werd hij de auteur van het Schuman Plan van mei 1950, de geboorteakte van de – een jaar later opgerichte – Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal – en daarmee tevens de geboorte van het intergouvernementele stelsel van wat nu de Europese Unie is.

Ik meldde in de Serie ‘Federalisering’ al dat het Schuman Plan een ernstige systeemfout bevatte waardoor de EU onvermijdelijk wordt uitgehold en er daardoor nu aan het einde van haar politieke levenscyclus is gekomen. Maar nog steeds is onduidelijk hoe Monnet als adviseur van Schuman dezelfde fout kon maken die ook Briand en Stresemann – en in hun kielzog duizenden anderen – maakten, namelijk veronderstellen dat je met een intergouvernementeel/ confederaal stelsel kunt beginnen en dan denken dat dit op den duur evolueert tot een federaal stelsel. Dat is nu eenmaal uitgesloten zoals – ik zei het eerder – muizen niet kunnen evolueren tot olifanten, ook al hebben ook zij vier poten en een lange staart.

Men zou toch mogen aannemen dat Monnet in de nabijheid van Roosevelt geleerd moet hebben hoe de constitutionele en institutionele structuur van een federatie in elkaar zat. Bijna elke Amerikaan kan je dit vertellen. En toch heeft hij met die tekst van het Schuman Plan deze Minister van Buitenlandse Zaken onder de noemer van de dringende noodzaak van Europese federalisering een verhaal laten vertellen dat niets met federalisering te maken had. In dat plan bepleit Schuman weliswaar tweemaal met grote nadruk de noodzaak van een Europese Federatie, maar door de creatie daarvan in handen te leggen van regeringsleiders die vervolgens alleen maar samenwerkingsverbanden kunnen opzetten is er per saldo een intergouvernementeel besturingssysteem gecreëerd. En zo’n systeem werkt alleen zolang het goed gaat. Onder de druk van extern-gedreven (geopolitieke) problemen ontstaan vanzelf intern-gedreven conflicten die tot desintegratie van dat systeem leiden. Met een beëindiging van de politieke levenscyclus tot gevolg.

Daardoor zitten we nu met de gebakken peren van een Europese Unie die ‘zwak, ziek en misselijk’ met onvoorstelbare concessies en compromissen de Unie bijeen probeert te houden. Daarover straks meer bij de bespreking van het vierde boek, dat van Guy Verhofstadt. Later kom ik terug op de rol die Monnet speelde in verband met het aanbod van Churchill aan de Franse regering om samen een onontbindbare unie te gaan vormen. Hoe krachtig dit streven was mag blijken uit het volgende citaat uit Bosco’s boek (p. 10):

“It was this debate on federalism in general, and on Anglo-French wartime collaboration in particular, that brought the British Government to consider the application of the federal principle in order to transform Anglo-French war co-operation into a stable political union. Jean Monnet – then Chairman of the Anglo-French Coordination Committee, a body based in London and created on the initiative of Monnet himself in order to give greater effect to the war effort – had been strongly influenced by that lively debate. (-) From March 1940 the Foreign Office had seriously examined an ‘Act of Perpetual Association between the United Kingdom and France’ drafted by Arnold Toynbee and Alfred Zimmerman at Chatham House, and set up an ad hoc inter-ministerial Committee chaired by Maurice Hankey in order to translate it into a Constitution.”

Ik schrijf hier enkele woorden in rode kleur omdat zij de essentie van correct federaliseren weergeven. In Engeland – het moet nogmaals gezegd worden – had het streven naar federalisme als instrument voor Europese verbondenheid het kenmerk van het besef van de samenstellende bestanddelen van juist federalisme, terwijl het in diezelfde tijd op het continent werd beleden met kenmerken van confederaal-intergouvernementeel bestuur.

Terzijde dat Chatham House. Dat is de grote broer van het Nederlandse Clingendael in Den Haag. Een denktank die diepgaande analyses maakt van buitenlandse politiek.

De wederwaardigheden van de Federal Union

De eerste aanzetten voor de Federal Union begonnen eigenlijk al voor de Eerste Wereldoorlog. Mede onder leiding van Philip Kerr besloot een federalistische georiënteerde Round Table “…. that a quarterly journal dealing with foreign and imperial affairs would be published to educate the peoples of the Empire on federalism”. Het eerste exemplaar werd gepubliceerd in november 1910. Dit tijdschrift werd het belangrijkste vehikel voor het debat over federalisme in het Britse rijk, Ierland, India en Europa.

Dit initiatief leunde overigens sterk op het Federal Plan dat Premier Lord Salisbury al in 1892 had gelanceerd als een poging om Engeland en zijn Dominions, tezamen dus het Britse Empire, de status van een federale staatsvorm te geven. Het opmerkelijke daarvan is het besef – toen al – dat lidstaten van een federatie hun soevereiniteit behouden en slechts een klein deel daarvan – namelijk dat deel dat voor hun gemeenschappelijke belangen zorg draagt – delen met een federaal orgaan. Met de komst van dat Federal Plan van Salisbury ontbrandde een federalistisch vuur dat meteen leidde tot het ontstaan van eenendertig afdelingen in Engeland, Canada, Australië, Zuid-Afrika en Nieuw Zeeland. Maar Premier Gladstone verwierp al in 1893 dat idee van een federale staatsvorm voor het Imperium, om vervolgens te merken – zo gaat dat met ondergronds vuur, nietwaar – dat het in 1910 weer oplaaide, om daarna te blijven branden tot in de Tweede Wereldoorlog. Bosco betreurt dat besluit van Gladstone overigens niet. Hij ziet in dat ‘Imperial Federalism’ een soort contradictio in terminis.

Een tweede achterliggend motief voor de Round Table om rond 1910 het federalisme nieuw leven in te blazen lag dichter bij huis: het zou rust brengen in de relatie tussen Engeland en Ierland door Engeland, Schotland, Wales en Ierland samen in een federale staatsvorm te gieten. De enige oplossing om het Ierse streven naar onafhankelijkheid te stoppen. Hoe de geschiedenis zich herhaalt mag blijken uit de claims van Schotland en Noord-Ierland om het Verenigd Koninkrijk te verlaten als Brexit daadwerkelijk doorgaat. Vandaar – ik heb dat al besproken in de Serie ‘Federalisering’ in de Rubriek ‘Sterk met Europa’ – dat meteen na het Brexit-referendum in The Guardian artikelen verschenen om de huidige devolution te upgraden tot een volwaardige Britse federatie.

Een derde motief van de Round Table was een streven naar wereldvrede. Vandaar dat haar opvolgers in de context van hun federalistische motieven van de Federal Union ook steeds de idee van een wereldregering propageerden, sterk te steunen door de Verenigde Staten van Amerika. Maar kortheidshalve ga ik daar aan voorbij.

Rond 1917 kwam de Round Table in een bestaanscrisis. Maar Lord Lothian hield het federale vuur brandend. Als de Britse reïncarnatie van Alexander Hamilton schreef hij het ene na het andere federalistische document, met als uitschieters The Prevention of War in 1922 en Pacifism is not Enough in 1935. Net als Briand en Stresemann op het continent was hij doordrongen van het gevaar van het voortbestaan van strikt natiestatelijke vormgeving. Daarin lag steeds de bron voor een volgende oorlog. Natiegrensoverschrijdend federalisme – met gemeenschappelijk bestuur onder behoud van lidstatelijke soevereiniteit – was de enige oplossing om dit te voorkomen.

Naast Lord Lothian droeg ook Lionel Curtis aanzienlijk bij aan het verspreiden van het federalistische gedachtengoed. Hij werd zelfs de dynamische leider van de Federal Union. Bosco schrijft over hem: “The fruits of his political doctrine are offered in The Commonwealth of Nations and Civitas Dei, a philosophical work on the origin, development and end of history, identifying in federalism the final stage of historical development.” Het zou Curtis waarschijnlijk plezieren als hij zou weten dat inmiddels 40% van de wereldbevolking leeft in zo’n 28 federaties. Ik deel de voorspelling van Verhofstadt dat de wereld tendeert naar ongeveer 10-15 federale systemen. Hoe meer verderfelijke ‘eigen-land-eerst-gedreven EU-desintegrerende crises’ – hoe sneller we dat stadium bereiken.

Ik weersta de verleiding om nog meer namen van prominente personen te noemen, en hun bijdragen aan het streven naar een Europees en zo mogelijk globaal federalisme. Het zijn er teveel. Wel vermeld ik dat de in het vorige boek al genoemde Richard Coudenhove-Kalergi invloed op dat Engelse federalisme had, maar niet tot op het niveau van de Federal Union. Hier meldt Bosco dus even dat Coudenhove, Herriot, Briand en Stresemann op het continent bezig waren met die federalisering onder een confederale noemer.

Verder merkt Bosco op dat de Britse historici nauwelijks aandacht hebben gehad voor het levendige opflakkerend federalistische vuur tussen 1920 en 1940 en hun geschriften voornamelijk wijdden aan de allerlaatste fase daarvan. Namelijk het moment waarop ook bij Churchill het besef ontstond dat alleen door middel van federalisering – in eerste aanleg met Frankrijk en daarna Europawijd – de aanstaande oorlog kon worden voorkomen. Maar dat besef kwam te laat. Het maatschappelijk draagvlak daarvoor bestond al een aantal jaren. Maar het politieke draagvlak hobbelde daar veel te langzaam achter aan. Totdat het geen zin meer had. De Duisters namen Parijs in, onder druk van Pétain in de regering van Reynaud capituleerde Frankrijk en de rest is geschiedenis.

De Federal Union in vogelvlucht

In 1937 publiceerde Clarence Streit, een Amerikaans journalist van de New York Times in Genève, in Union Now, een oproep om een federale unie te creëren met niet minder dan vijfien landen: Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten, Ierland, Canada, Zweden, Noorwegen, België, Nederland, Finland, Zwitserland, Australie, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. Opmerkelijk, nietwaar: een federatie met landen die zelfs ver van Europa verwijderd waren. Streit legde uit dat alleen democratie op een internationaal niveau in staat was de verderfelijkheden van natiestatelijk ageren – afglijdend naar nationaalsocialisme – te weerstaan en dat er een niet méér homogene groep van landen was dan deze vijftien om dit te gaan bewijzen.

Streit kende de Britse Lionel Curtis in de context van diens Civitas Dei, een geschrift dat Streit – ondanks het federalistische karakter – aanvankelijk niet waardeerde wegens de grote nadruk op het Godsbesef van Curtis. Die beweerde namelijk dat de onvermijdelijke wereldwijde federalisering een project van God was, iets wat vroeger of later ooit gerealiseerd zou worden. Streit – werkend midden in het continentale nationalistische gewoel – wilde daar niet op wachten: binnen zes maanden federaliseren – zo was zijn standpunt – anders is het te laat. Curtis dacht eerder aan een tijdsbestek van enkele generaties. Maar hij veranderde van inzicht toen hij Streits Union Now eens goed had gelezen. Sterker nog, hij zag daarin – anders dan hen die de natiestaat aanmerkten als het laatste stadium van politieke vooruitgang – de aansluiting in de richting van een wereldregering. Bosco (p. 23): “Mankind ‘will achieve world government’ Curtis concluded, but on the corpses of politicians, and professors of political science.” Voorwaar een pittige uitspraak.

Curtis nam vervolgens in 1939 het initiatief om Streits Union Now op een grote internationale schaal te gaan verspreiden. Ook Churchill werd benaderd. Het leverde een sterk in omvang toenemende maatschappelijk draagvlak voor federalisering, zelfs op wereldschaal. Dat leidde automatisch tot aandacht bij vier vermaarde denktanks: de Council for Foreign Relations in New York, de World Peace Foundation in Boston, het Institute of Pacific Relations en het Chatham House in Londen. Aansluiting bij de nog steeds bestaande League of Nations, de Volkenbond, lukte niet omdat dit orgaan al bezig was het licht uit te doen.

Wel viel het meteen in goede aarde bij Lord Lothian. Die was onder de indruk van Streits werk en begon dat te steunen als een hefboom voor de versterking van het federalistisch streven in Engeland. Bosco schrijft over een brief van Lothian van 28 februari 1939 waarin deze opmerkt dat het belang van Union Now lag in het feit dat het (p. 28):

“… penetrated through the jungle of political confusion and economic compromise which have befogged the world since 1920 to the only principle which can solve the problem of war and prosperity in de modern world. Only when the democracies grasp the profound nature of that principle and begin to give effect to it will they resume their leadership of mankind.”

Lothian percipieerde het werk van Streit als een vervolg op de revolutionaire manier waarop aan het einde van de 18e eeuw de Amerikaanse federatie tot stand kwam.

Opnieuw meen ik te moeten aangeven dat de manier waarop men in Engeland tussen 1920 en 1940 dacht, sprak en schreef over federalisme gebaseerd was op dezelfde conceptuele kenmerken als tijdens de Conventie van Philadelphia van 1787: federalisme volgens het boekje. Dus anders dan het denken, spreken en schrijven over federalisme in die zelfde periode op het Europese continent. Dat had van begin tot het einde een confederaal-intergouvernementeel karakter. Waarbij de term ‘federalisering’ dus ijdel werd gebruikt. Net zoals in mei 1950 in het Schuman Plan.

Lothian besefte dat de waarde van het werk van Streit snel zou verdwijnen als er niet een stevige organisatie onder kwam te liggen. Daarom stuurde hij Streits werk naar invloedrijke vrienden om te testen of dit kon leiden tot een maatschappelijke beweging in zowel Engeland als de Verenigde Staten. Eind februari 1939 ging de Round Table zich over dat idee buigen. In de periode waarin Hitler het Verdrag van München schond publiceerde Lothian in mei 1939 enkele redactionele commentaren in The Observer. Daarin bepleitte hij een federaal Atlantisch blok van democratieën om de heerschappij over de zeeën te blijven waarborgen. Door het zwaartepunt van westerse beschaving in de vorm van een federaal systeem aan de Noord-Atlantische kant te leggen zouden hun democratieën zich kunnen verdedigen tegen de onvermijdelijke pogingen van het nationaalsocialisme om de macht in het westen over te nemen. Dus duidelijk bedoeld als een permanente federale unie. De New York Times nam die gedachte over, in de wetenschap overigens dat Lothian genoemd werd voor de post van Britse ambassadeur in Washington. Met hem, zo dacht dit blad, zou een nauwere samenwerking tussen Engeland en Amerika mogelijk zijn.

In mei 1939 presenteerde Lothian Union Now tegenover een hoog publiek –  opnieuw onder het thema dat het probleem van natiestatelijke anarchie zou moeten worden aangepakt met daden, niet met propaganda. Hij verkondigde de opvatting dat de wereld sneller dan gedacht gedwongen was een federale unie op te richten. In de daarop volgende discussie bleek men het met elkaar eens dat de situatie van dat moment sterk leek op de positie van de dertien confederale staten tussen 1776 en 1787 in Amerika en (p. 31)“…. that the enemy to beat was primarily the cult of ‘unlimited sovereignty’”. Deze interventie van Lothian leidde tot hevige debatten, ook ver buiten die hooggeplaatste kringen.

Daarover zegt Bosco (p. 33):

“The British people began to understand the full intrinsic value of the federalist alternative, albeit in general terms, and that was the starting point of a conversion that, in the space of fifteen months, would entangle the great majority of the vital forces of the country. It is true that large portion of British public opinion was persuaded to adopt a federal policy only because they felt threatened by the impending outbreak of a new war, but it is also true that without that project the British people would have slipped into war without a specific plan for post-war order, and therefore without positive motivation for facing that desperate struggle.
Federalism was certainly not everybody’s horizon, but it offered to most open minds a coherent interpretation of the root causes of international anarchy and war, by advancing, in principle, a permanent remedy. It was this need for radicalism to attract the attention of many young people, who were psychologically preparing themselves for a moral rearmament unprecendented in the history of the country.”

Om met Johan Cruijff te spreken: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.” De huidige onmiskenbare tendens van enkele EU-landen om zich terug te trekken binnen natiestatelijke grenzen, het kunstmatig creëren van vijanden en daarmee het aanjagen van angst en dus de roep om een sterke man, het met de rug naar de EU gaan staan op basis van een nationalistische agenda, worden door een langzaam groeiende groep Europeanen begrepen als het nieuwe gevaar dat onze democratische verworvenheden bedreigt en dat uitsluitend kan worden gestopt door een radicale ingreep in het huidige besturingssysteem van de Europese Unie: het weggooien van het intergouvernementele stelsel, om plaats te maken voor een federale unie.

Lothian en zijn duizenden aanhangers geloofden in mei 1939 dat een omvangrijke federale unie zeer snel zou arriveren (p. 34): “The Union will come about with miraculous speed when it does come … My reasoned belief is that we shall none of us be able to stay out of war for two years more unless we make this Union, and that if war does come without it, the USA will not enter it except on the Union basis.”

Maar helaas, de hoop en verwachting van mensen als Lothian, Streit en Curtis werd niet ingevuld door een adequaat politiek antwoord. Het maatschappelijk draagvlak voor federalisering was aanwezig, de politiek aarzelde echter om de daarvoor benodige maatregelen te gaan voorbereiden. Intussen hadden twee jongelui een deel van het werk van Lothian, Streit en Curtis overgenomen. In de zomer van 1938 begonnen Charles Kimber en Derek Rawnsley (beiden 26 jaar) een beweging om de idee van een federatie van Europese democratieën te promoten. Bosco beschrijft hun streven als een toonbeeld van de buitengewone capaciteiten van het Britse volk om zich in te zetten voor universele waarden, en voor de durf om alle middelen in te zetten om die waarden te garanderen. Het werd een beweging die ver uitsteeg boven het opportunisme van Neville Chamberlain die zich met het Verdrag van München al had neergelegd bij het feit dat Hitler nooit zou ophouden met zijn annexatieplannen.

Kimber en Rawnsley begrepen dat de confederale League of Nations zou falen om Hitler en Mussolini te stoppen en begonnen dus aan een plan om met een hechte federale Europese unie het stelsel van democratische waarden zodanig te versterken dat het nationaalsocialisme dat niet zou kunnen overheersen. Ze kregen gezelschap van Patrick Ransome, tien jaar ouder dan zij. Gesteund door een grote groep vrienden begonnen ze federale geschriften te verspreiden. Steun vanuit alle kringen volgde, ook van Lothian en Curtis. De laatste nodigde de drie uit om eens langs te komen (januari 1939) om ze uit te leggen dat er reeds veel federaal werk was verzet door Streit met zijn Union Now. Hun antwoord was de onmiddellijke oprichting van de Federal Union.

De respons op dat initiatief was buitengewoon groot, maar kende een probleem dat uiteindelijk tot de ondergang van deze Federal Union leidde. Door die als organisatie te baseren op het geschrift van Streit, Union Now, begon men aan een federatie die door zijn omvang niet realiseerbaar was. Streits werk (vergeet niet dat hij een Amerikaan was) ging namelijk uit van een federatie tussen de Verenigde Staten, Europese democratiën en de Dominions van Engeland. Bosco zegt dan (p. 41):

“Europeanists and Atlanticists had then to find a compromise advocating a union of democracies open to any country to join. This compromise was however later to be one of the main causes for the movement’s eventual disintegration.”

Ook Lothian probeerde aan de drie oprichters van de Federal Union uit te leggen dat ze zich meer moesten concentreren op het duidelijk maken van de essentie van federalisme. Bosco (p. 41):

“The future movement should have promoted ‘the idea of federation’, highlighting the devastating consequences of national sovereignty, and the need for international cooperation, by demonstrating that the federation was the only institution capable of ‘limiting national sovereignty’ enough ‘to allow cooperation to become creative and not repressive.’”

Met dat advies gingen ze aan de slag om de idee van een federatie meer handen en voeten te geven. Ze zouden een ontwerp van een federale Constitutie publiceren, aan politiek-rijpe en geografisch geschikte staten vragen om hen hierin te volgen, om vervolgens een referendum te houden en – als dat positief zou uitvallen – aan een van die staten de leiding te geven om een Institutional Conference te organiseren met het doel die Constitutie vast te stellen en daarmee de basis te leggen voor een federatie. Zij zelf als leiders van de Federal Union zouden niet als politieke partij hierin participeren, maar het hele proces organiseren en begeleiden.

Deze opzet is nagenoeg identiek aan de manier waarop de succesvolle Conventie van Philadelphia in 1787 opereerde. Dit heeft ook Herbert Tombeur en mijzelf gestimuleerd om een dergelijk federaal wordingsproces op te zetten in 2013 nadat wij onze European Federalist Papers hadden gepubliceerd (www.europeanfederalistpapers.eu). Wij zouden in november 2013 in Boekarest – onder auspiciën van de Jean Monnet Association aldaar – een driedaagse Conventie houden, met ongeveer 50 vooraanstaande federalisten om ons ontwerp van een federale Constitutie te verbeteren en vervolgens door middel van een referendum aan het Europese volk aan te bieden. Veel hadden we al geregeld, zelfs de vergaderlocatie – nota bene in het presidentiële paleis van de voormalige dictator Nicolae Ceausescu. Door gebrek aan financiële middelen hebben we dit niet kunnen realiseren. Maar gelukkig hebben we het draaiboek nog.

Om hun idee van een ontwerp Constitutie, plus conventie, plus referendum te ondersteunen publiceerde Lothian in maart 1939 een artikel onder de titel Federal Union Now. Opnieuw onderstreepte hij het gevaar van internationale anarchie als gevolg van de rigiditeit van natiestatelijk denken. En van het belang van federalisering om dit te stoppen. Geen ‘league of governments’, want het was inmiddels duidelijk dat intergouvernementele samenwerking op niks uitliep zodra een land zich in zijn belangen bedreigd voelde, maar een federation of peoples. Bosco (p. 43):

“Leagues of governments were necessarily concerned to ‘perpetuate national sovereignty and not to make the world safe for democracy and for the people’”.
“The League of Nations had failed because, as an Assembly of sovereign states, it had neither the power nor the authority to formulate a common policy.”

De drie jongelui organiseerden hun Federal Union vervolgens in drie secties: een Research Institute, een Public Relations Department en een Central Office als de kern van de maatschappelijke beweging pro-federalisering die al op gang was gekomen en verder moest worden ondersteund. Lothian en Curtis deden wat ze konden om dit uit te bouwen.

Jean Monnet, Winston Churchill en Charles de Gaulle

Ik sla nu een aantal hoofdstukken uit Bosco’s boek over. Bosco vertelt daarin gedetailleerd:

–       hoe Rawnsley, Kimber en Ransome verder te werk gingen,
–       hoe de maatschappelijke beweging pro-federalisering steeds omvangrijker werd – mede door de steun van de Anglicaanse kerk – maar ook
–       hoe die drie langzaam maar zeker – mede door hun karakterverschillen en andere ideeën van Curtis en Streit – uit elkaar groeiden,
–       hoe Lothian dat toneel verliet om ambassadeur te worden in Washington,
–       hoe steeds meer enthousiastelingen met afwijkende ideeën de Federal Union belastten,
–       hoe hun federale Conventie 23-24 september 1939 in Oxford weliswaar doorging maar conflicterende standpunten blootlegde,
–       hoe de te snelle groei van de vele tientallen afdelingen leidde tot wildgroei en steeds meer afstand tot de Central Office,
–       hoe men intern begon te vechten om de belangrijkste posten;
–       en hoe de steeds zwakkere interne organisatie van de Federal Union langzaam bezweek onder het gewicht van het toenemende maatschappelijk draagvlak.

Ondanks deze strubbelingen bestond de Federal Union in februari 1940 uit 204 afdelingen met meer dan 8000 leden. De oorlog breidde zich uit naar het westen, naar Nederland, België en Frankrijk. Monnet, Churchill en De Gaulle kwamen in actie om met de kracht van een federaal initiatief de oorlog te stoppen voordat Frankrijk zou vallen.

Bosco begint Hoofdstuk VII, getiteld Jean Monnet, Churchill’s proposal and the downfall of France met een uitgebreid citaat uit een telefoongesprek van De Gaulle met de Franse Premier Reynaud om 16.30 uur op 16 juni 1940. Ik neem dit citaat volledig over. Dit gaat dus over die indissoluble union die Churchill aan Frankrijk aanbood waarover ik het had aan het begin van deze boekbespreking.

“At the most fateful moment in the history of the modern world, the Governments of the United Kingdom and of the French Republic desire to make this declaration of indissoluble union and unyielding resolution in defence of liberty and freedom against subjection to a system which reduces mankind to a life of robots and slaves. The two Governments declare that France and Great Britain shall no longer be two nations but one. There will thus be created a Franco-British Union. Every citizen of France will enjoy immediately citizenship of Great Britain; every British subject will become a citizen of France. The devastation of war, wherever it occurs, shall be the common responsibility of both countries and the resources of both shall be equally, and as one, applied to its restoration. All customs are abolished between Britain and France. There shall not be two currencies, but one. During the war there shall be one single War Cabinet. It will govern from wherever it best can. The two Parliaments will unite. A constitution of the Union will be written providing for joint organs of defence and economic policies. Britain is raising at once a new army of several million men, and the Union appeals to the United States to mobilise their industrial power to assist the prompt equipment of this new army. All the forces of Britain and France, whether on land, sea or in the air, are placed under a supreme command. This unity, this union, will concentrate the whole of its strength against the concentrated strength of the enemy, no matter where the battle may be. And thus we shall conquer.”

Reynaud noteerde met stijgende verbazing – en genoegen – deze Declaration of Union, zoals De Gaulle het telefonisch dicteerde, maar pauzeerde plotseling om aan De Gaulle te vragen: “Does he agree to this? Did Churchill give you this personally?” Vervolgens gaf De Gaulle de telefoon aan Churchill die naast hem zat. Deze bevestigde dat dit een besluit van het Engelse oorlogskabinet was. Reynaud ‘transfigured with joy’.

Aan dat moment ging een gewaagde actie van Monnet vooraf. Bosco vertelt hoe Jean Monnet – drijvend op het pro-federale enthousiasme in de Britse samenleving – zijn eigen federale denkkracht inmiddels had overgedragen op Churchill. Churchill moest wel naar hem luisteren omdat Monnet door zijn relatie met Roosevelt fungeerde als een tussenpersoon om vanuit Amerika oorlogsmaterieel te krijgen, terwijl Amerika zelf nog steeds een neutrale houding aannam. Door deze belangrijke positie durfde hij begin juni 1940 Churchill te benaderen met een gewaagd voorstel. Bosco beschrijft het als volgt (p. 300):

“It was however only at the beginning of June that Monnet understood the necessity of ‘a bold stroke that would fire the imagination of the two peoples on the edge of despair,’ a ‘total union, an immediate merger, that seemed necessary if we were to face together the choice between tyranny and freedom that was now being thrust upon us.’ France and Great Britain had to ‘join forces, in war and for the future.’ Persuaded that they should begin from a merger of the two air forces, Monnet appealed to Churchill on the 6 June:”
“If the forces of our two countries are not treated as one, we shall see the Nazis gain mastery of the air in France, overpowering her, and then concentrating all their strength against the United Kingdom. The Allied aircraft now operating in France are outnumbered by several to one. But if we combine the two countries’ air forces, the ratio becomes about one to one-and-a-half; and with our proven superiority when evenly matched we should then have a chance of winning. In a word, victory or defeat may be determined by an immediate decision to use our respective aircraft and pilots in the present battle as a single force. If that in turn requires a unified command for our two air forces, then this problem should in my opinion be studied, and studied now.”

Deze interactie tussen Monnet en Churchill vond plaats terwijl de Franse troepen zich terugtrokken en het Britse invasieleger een massaslachting probeerde te vermijden door met alle macht het strand van Duinkerken te verlaten. In die chaos kwam Churchills aanbod te laat. Ook al omdat hij aanvankelijk sterk twijfelde over het nut en de noodzaak van een federale unie tussen Engeland en Frankrijk. Net als De Gaulle. Maar beiden begrepen uiteindelijk dat met een radicale staatkundige vernieuwing een kans bestond de oorlog te beëindigen, althans de verdere opmars van Hitler te stoppen. Mits …. en daar ging het om, Frankrijk uit dat extreme aanbod van Engeland voldoende politieke moed zou putten om overgave te weigeren en Hitler te vertellen dat Frankrijk tot het bittere einde zou doorvechten.

Op die vermaarde 16e juni 1940 had De Gaulle al enkele uren eerder telefonisch aan Reynaud laten weten dat deze een belangrijke mededeling van Churchill kon verwachten en dat hij geen enkele belangrijke beslissing zou moeten nemen – De Gaulle bedoelt hier een beslissing om zich over te geven – voordat hij later die dag dat bericht van Churchill zou ontvangen. Churchill was in zijn oorlogskabinet nog bezig om de contouren van een Frans-Britse regering te tekenen en kon dat pas later die middag aan Reynaud gaan vertellen.

En toen ging het fout. Op die dag ontving Reynaud namelijk twee berichten van het Engelse oorlogskabinet. Mededelingen die elkaar tegenspraken. Het ene gaf aan Reynaud de vrije hand om aan Hitler een wapenstilstand aan te bieden, mits de Franse vloot eerst in veiligheid zou zijn gebracht. Het andere was dus Churchills aanbod – ook van het oorlogskabinet – om een gezamenlijke federale unie op te richten onder de voorwaarde dat Frankrijk zich niet zou overgeven. Omdat het eerste bericht eerder de Franse regering bereikte dan het tweede, kreeg het meteen een meerderheid binnen die Franse regering waar Pétain al een pleidooi voor een wapenstilstand had gehouden. Frankrijk capituleerde. Churchill ontving dat verdrietige bericht om 18.30, reeds zittend in de trein naar Southampton, vanwaar een delegatie van de Britse regering Reynaud en zijn regering zou ontmoeten aan boord van een oorlogsbodem bij de Franse kust om de Act of Union te tekenen. Bosco citeert Clement Attlee (p. 306):

“We knew it was all over and Reynaud had lost. We got out of the train and drove back to Downing Street and went back to work”.

Epiloog

U mag als lezer uit dit boek van Bosco zelf elke conclusie trekken die u passend lijkt. Voor mij levert het één element dat ik zou willen toevoegen aan het schema van noodzakelijke voorwaarden dat ik in de Inleiding van deze Episoden van opflakkerende Europese verbondenheid in de context van Federalisme toonde. Het is een element dat hoort bij Punt 7 van dat schema.

Om een Europese Federatie te kunnen vestigen is het niet alleen noodzakelijk dat er een Europa-breed maatschappelijk draagvlak voor bestaat, maar dat dit draagvlak tevens als een eenheid opereert. Meer nog dan het geval was met het uiteindelijk falen van de opflakkerende federalisering op het continent was het door interne conflicten langzaam zwakker worden van de leiding van de Engelse Federal Union – gevoegd bij haar onvermogen om de enorme kracht en energie van het maatschappelijk draagvlak zodanig te kanaliseren dat het al in een vroeg stadium een fundament werd voor politieke besluitvorming – oorzakelijk voor haar ondergang. De oorlog deed de rest. Na die oorlog heeft Churchill nog in enkele beroemde redes gepleit voor de oprichting van de Verenigde Staten van Europa, maar dat thema verdween van de politieke agenda toen zes regeringsleiders in 1951 de intergouvernementele Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal oprichtten, met het Schuman Plan van mei 1950 als geboorteakte.

Hoe het daarna met dat confederale-intergouvernementele besturingssysteem fout ging vertelt Guy Verhofstadt in het volgende boek dat ik bespreek.

Leo Klinkers

About the author

mr. dr. Leo Klinkers is bestuurskundige die zich sinds 1970 verdiept in verbetering van de werking van het openbaar bestuur in Nederland en in een aantal andere landen. Zijn werk gaat principieel uit van het begrip dat alle soevereiniteit bij het volk berust. En dat dit zowel in de constitutionele en institutionele vorming van een staatsorganisatie, als ook in het ontwerpen van recht en beleid steeds herkenbaar moet zijn.

{"email":"Email address invalid","url":"Website address invalid","required":"Required field missing"}

You might also like

Ontvang de nieuwe  blogs via e-mail