Vorige week heb ik het belang van de machtspositie van de volksvertegenwoordiging benadrukt. Deze moet worden versterkt ten koste van die van het bestuur.
Die noodzaak komt weer heel nadrukkelijk aan de oppervlakte wanneer ik kijk naar de vastgelopen kabinetsformatie. Wat gebeurt hier? Het zijn de bestuurders die de onderhandelingen voeren en niet de volksvertegenwoordigers.
De Tweede Kamer is dat zelf schuld. Zij is op grond van artikel 139a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer in de positie om de (in)formatieopdracht te formuleren en de (in)formateur(s) aan te wijzen.
De Tweede Kamer moet de formatie aan zichzelf houden en niet in handen leggen van mensen die – op papier weliswaar Tweede Kamerlid zijn – maar slechts een doel voor ogen hebben, namelijk minister worden. Jesse Klaver vormt hierop een uitzondering, hoop ik tenminste.
Maar bovenal behoort de inhoud voorop te staan. De Tweede Kamer zal om te beginnen de maatschappelijke vraagstukken moeten benoemen die om overheidsinterventie vragen, zoals het klimaat, migratie, arbeidsmarkt, zorg en ga zo maar door. Bij elk van deze vraagstukken moet worden beschreven waarom overheidsinterventie nodig is:
- wat is het een maatschappelijk probleem (descriptief);
- waarom is het een maatschappelijk probleem (normatief);
- waarom vraagt dit maatschappelijk probleem om interventie (politiek)?
De hoe-vraag is in dit stadium niet relevant.
De verkiezingsuitslag is met name bij de laatste vraag het leidend toetsingskader, want daar moet recht aan worden gedaan. Ik heb het dan niet over het aantal zetels en de vraag is er een meerderheid? Nee, dan bedoel ik de boodschap die de kiezers hebben willen afgeven. Dat is overigens makkelijker gezegd dan gedaan.
Op basis van deze exercitie ontstaat een samenlevingsakkoord van enkele bladzijden. Dat is nog eens wat anders dan de zwaarlijvige regeerakkoorden die we doorgaans krijgen voorgeschoteld.
De Tweede Kamer zal vervolgens na een inhoudelijk debat dat akkoord in meerderheid moeten vaststellen. De politieke fracties die het akkoord onderschrijven zijn vervolgens aan zet om kandidaat-bewindslieden voor te dragen die na een sollicitatieprocedure worden benoemd. Voor deze procedure – onder leiding van een onafhankelijk informateur- worden commissies benoemd die de kandidaten aan de tand voelen en beoordelen. De uiteindelijke benoeming geschiedt door de Tweede Kamer en niet meer door de koning.
Een kabinet dat op deze manier wordt geformeerd is minder politiek. De personele samenstelling hoeft getalsmatig niet te corresponderen met (een meerderheid van) de Tweede Kamer. Het aantal politieke partijen dat een minister levert is niet van belang. Je kunt niet meer spreken over een meerderheids- of minderheidskabinet.
We krijgen dan een kabinet dat werkt in dienst van de Tweede Kamer en dus van de samenleving. Precies zoals het hoort.
Deze werkwijze vraagt om een nieuwe start: nieuwe verkiezingen dus en snel een beetje.
Peter Hovens
Coöperatie SamenWereld.