Voor zover mij bekend is in het proces tegen Wilders één specifiek onderwerp niet aan de orde gekomen. Namelijk de vraag of het feit dat hij schuldig is bevonden aan belediging wegens het overtreden van artikel 1 van de Grondwet inhoudt dat hij daarmee tevens een ambtsmisdrijf heeft gepleegd. Voor de beantwoording van die vraag moeten we kijken naar de beëdiging van Kamerleden.
Vroeger stond het artikel over die beëdiging in de Grondwet zelf. Maar sinds 1992 staat dit in een aparte wet onder de naam Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal. Artikel 2 van die wet bepaalt dat elk lid van de Kamers van de Staten-Generaal bij de aanvaarding van het ambt de volgende tekst uitspreekt:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de Staten‑Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof), dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet. Ik zweer (beloof) dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!’ (Dat verklaar en beloof ik!’).”
Let goed op die woorden ‘trouw aan de Grondwet’. Ik ga nu de vraag of Wilders een ambtsmisdrijf heeft gepleegd van twee kanten benaderen.
In de eerste plaats verwijs ik naar het voornemen van de regering om in de Grondwet een algemene bepaling op te nemen die voorafgaat aan artikel 1 van de Grondwet. Dat is dus dat artikel dat volgens de rechter door Wilders is geschonden. De bijzondere algemene bepaling die de regering in de Grondwet wil gaan opnemen luidt: “De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten.” Dit staat prima uitgelegd in een brief die Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken op 27 juni 2014 aan de Kamer stuurde.
Even terzijde: de tekst van deze vlog kunt u op de website van de Sterk Leren Academy lezen als blog, en daar kunt u die brief van Plasterk downloaden.
Met dit voornemen sluit de regering aan op het feit dat deze drie kernbeginselen – die al in diverse verdragen en constituties van andere landen zijn opgenomen – ook in onze Grondwet expliciet vermeld worden. Inclusief de functie die de Grondwet heeft om deze beginselen te waarborgen. En daar gaat het in dit verband om. Dus om die waarborgfunctie.
Let wel, dit staat nog niet in de Grondwet, maar het komt eraan. En niets hoeft ons ervan te weerhouden om daar nu al eens naar te kijken nu de rechter Wilders schuldig heeft bevonden aan schending van artikel 1 van de Grondwet.
Wilders heeft met een eed of belofte verklaard dat hij trouw aan de Grondwet zal zijn. Maar de manier waarop hij zich bij voortduring uitlaat over de rechtsstaat doet de vraag rijzen of hij daarmee niet zijn eed of belofte van trouw aan de Grondwet schendt. De trias politica is de institutionele basis van de rechtsstaat. Zijn kwalificaties van twee takken van die trias politica als ‘nepparlement’ en ‘neprechtbank’ getuigen van een diepe minachting voor de rechtsstaat. En de manier waarop hij eertijds Minister Vogelaar tweemaal toevoegde dat ze knettergek was impliceert dat hij ook geen enkel respect heeft voor de derde tak van de trias politica, de regering.
Dit ongeremde schelden op het parlement, de rechterlijke macht en de regering doet de vraag rijzen of de beoogde waarborgfunctie van de Grondwet bij hem in goede handen is. Is het geen schending van de eed of belofte door de rechtsstaat op deze manier te diskwalificeren? Een gedrag dat moeiteloos door nogal wat Nederlanders wordt overgenomen en daarmee de functie en betekenis van de rechtsstaat uitholt. Het spreekwoord luidt: ‘Goed voorbeeld doet goed volgen.’ Het wordt tijd om dit gezegde uit te breiden met de woorden: ‘Een slecht voorbeeld ook.’
Nogmaals, dit is nog geen formeel recht. De Grondwet moet nog worden gewijzigd om die algemene bepaling op te nemen. Maar materieel is er niets op tegen om de bedoeling van de grondwetgever nu al mee te nemen in de tweede benadering van de vraag of Wilders een ambtsmisdrijf heeft gepleegd. Ik ga nu kijken naar wat er al formeel op dit punt in de Grondwet is geregeld.
Daarvoor moet ik eerst even een terugblik doen. Het proces begon met artikel 7 van de Grondwet. Dat is dus het artikel dat in de wandeling de vrijheid van meningsuiting wordt genoemd. Dit proces tegen Wilders heeft duidelijk gemaakt dat die vrijheid aan grenzen is gebonden. Je mag weliswaar alles zeggen wat je wil, maar als je over de schreef gaat kom je bij de strafrechter. En die bepaalt onafhankelijk of je binnen of buiten het recht bent gebleven. De claim van Wilders dat hij als politicus recht zou hebben op minder toepassing van dat artikel 7 is door de rechtbank afgewezen op grond van het adagium dat ik al heb toegelicht in mijn vorige vlog over dit proces, getiteld ‘Mag je alles zeggen wat je wil?’ Dat adagium luidt: ‘Koning, Keizer, Admiraal, de wet geldt voor allemaal.’ Dus iedereen is gelijk voor de wet, een regel van ongeschreven staatsrecht die al enkele eeuwen bestaat onder de Engelse benaming ‘the rule of law.’
Nadat de rechter had vastgesteld dat artikel 7 van de Grondwet onverkort van toepassing was op Wilders ging het over de vraag of zijn ‘minder, minder’ affaire gezien kon worden als een belediging en daarmee als een overtreding van artikel 1 van de Grondwet. De rechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van een dergelijk strafbaar feit, verklaarde Wilders schuldig aan dat misdrijf, maar legde vervolgens geen straf op omdat de hele zaak al straf genoeg was. Deze uitspraak is een vorm van ontslag van rechtsvervolging, eveneens behandeld in de vorige vlog als een van de mogelijke uitspraken van de rechter.
Tot zover de terugblik.
Ik zit nu met twee vragen; Vraag 1 is: is de bewezen overtreding van artikel 1 van de Grondwet te zien als een schending van die eed of belofte van trouw aan de Grondwet? Zo nee, dan houdt mijn verhaal hier op. Maar als die vraag bevestigend moet worden beantwoord, dan komt vraag 2: kan een lid van de Tweede Kamer dat zich schuldig maakt aan het schenden van de eed of belofte van trouw aan de Grondwet krachtens nu reeds geldend recht worden aangepakt, en zo ja hoe dan?
Voor een antwoord op die vragen – dus ‘kan je zo iemand tot de orde roepen, en zo ja, hoe?’ – moeten we uitwijken naar twee mogelijke rechtsgangen bij schending van de eed of belofte.
De eerste verwijst naar het begrip meineed. Men zou het schenden van de eed of belofte kunnen aanmerken als een meineed in de zin van artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht. Dat zegt dat schending van de eed of belofte kan worden bestraft met ten hoogste zes jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie. Persoonlijk vind ik dat hier niet van toepassing. Volgens mij pleegt iemand meineed als hij iets anders zegt dan wat hij op dat moment denkt, gedaan heeft of van plan is te gaan doen. En dat kan in dit geval toch moeilijk het geval zijn. Toen Wilders zijn eed of belofte aflegde kon hij niet weten dat hij een tijd later artikel 1 van de Grondwet zou gaan schenden.
De tweede mogelijkheid verwijst naar artikel 119 van de Grondwet, luidend:
“De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.”
Deze rechtsgang kan alleen van toepassing zijn als de bewezen schending van artikel 1 van de Grondwet gezien kan worden als een schending van de eed of belofte en vervolgens of die schending van de eed of belofte aangemerkt kan worden als een ambtsmisdrijf. En dat lijkt me een kwestie van interpretatie.
Laat mij – om verwarring te voorkomen – de vragen nog een keer in de juiste volgorde zetten. Eerst de vraag: is de door de rechter bewezen schending van artikel 1 van de Grondwet aan te merken als een schending van de eed of belofte van trouw aan de Grondwet? Tweede vraag: zo ja, is dat dan een ambtsmisdrijf?
Stel nou dat schending van artikel 1 van de Grondwet inderdaad gezien kan worden als schending van de eed of belofte van trouw aan de Grondwet, en gesteld dat zo’n schending gezien kan worden als een ambtsmisdrijf conform artikel 119 Grondwet, dan is Wilders nog lang niet klaar met deze zaak. Los van wat er zich in hoger beroep nog allemaal zou kunnen voordoen. Want vergeet niet wat ik in de vorige vlog onder meer opmerkte, namelijk dat de rechter conform artikel 137h strafrecht ook had kunnen beslissen om Wilders uit zijn beroep te ontzetten omdat hij zijn misdrijf pleegde bij de uitoefening van zijn beroep, zoals hij zelf steeds als argument heeft aangehaald. Dit kan in hoger beroep alsnog aan de orde komen. Maar daar ga ik nu aan voorbij.
Ik citeer nogmaals artikel 119 van de Grondwet: “De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.”
In iets vollediger Nederlands staat hier:
- de regering kan van mening zijn dat Wilders een ambtsmisdrijf heeft gepleegd en legt dat vast in een Koninklijk Besluit, inclusief de opdracht om Wilders op dat punt te vervolgen;
- maar ook de Tweede Kamer kan van mening zijn dat Wilders een ambtsmisdrijf heeft gepleegd, kan dit vastleggen in een Kamerbesluit, inclusief de opdracht om Wilders op dat punt te vervolgen;
- de opdracht tot vervolgen wordt op het bureau van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad gelegd; die mag niet seponeren en moet vervolgen;
- en dan heeft de Hoge Raad het laatste woord.
En dat kan allemaal los van het hoger beroep dat Wilders heeft ingesteld.
Misschien herinnert u zich dat Kamerleden tijdens en na het proces van Wilders niet alleen terughoudend waren in hun mening – een zaak die hen past omdat de trias politica vereist dat ze hun mond houden over zaken die onder de rechter zijn – maar toch ook te kennen gaven dat ze deze kwestie liever met Wilders zelf in de Kamer zouden hebben willen uitvechten.
Welnu, dames en heren Kamerleden, dat kan dus alsnog. Artikel 119 van de Grondwet staat op u te wachten. Nu zal blijken of de dringende maatschappelijke behoefte aan beschaafd én rechtmatig gedrag van politici door een meerderheid van de Tweede Kamer belangrijker wordt geacht dan politiek opportunisme in de context van de aanstaande verkiezingen. Andere ambten gingen u voor. Advocaten, artsen, notarissen en andere professionals die onder tuchtrechtspraak vallen, worden na schending van hun ambtseed door de eigen beroepsgroep stevig aangepakt.
U kunt deze kwestie in de Tweede Kamer met Wilders afhandelen zoals u dat al een aantal jaren heeft gedaan. Dus met vruchteloze discussies. Die kennen we intussen wel. Er wordt wat heen en weer gescholden en daarna gaat men over tot de orde van de dag.
U kunt nu eindelijk ook eens de Grondwet gaan toepassen. Als u in meerderheid besluit dat de bewezen schending van artikel 1 van de Grondwet tevens een schending van zijn eed of belofte van trouw aan de Grondwet is, en als u dat kwalificeert als het schenden van de ambtseed, dan is het aan de Procureur-Generaal van de Hoge Raad en uiteindelijk van de Hoge Raad zelf om Nederland weer eens als gidsland naar voren te laten treden. Genoeg is genoeg.